stap 4: hoofd- en deelvragen

Nadat je een onderwerp hebt gekozen, ga je het onderzoek verder richting geven met een hoofdvraag. Een scherp geformuleerde en goed afgebakende onderzoeksvraag/probleemstelling is een noodzakelijke voorwaarde om het profielwerkstuk tot een goed einde te brengen. Meestal is een onderzoeksvraag/probleemstelling opgedeeld in een aantal deelvragen, waarmee je het onderzoek verdeelt in kleine stappen. Je krijgt daarmee beter zicht op de haalbaarheid.

Het formuleren van deelvragen is belangrijk:

- Het brengt structuur in je onderzoek. Door het probleem op te delen, wordt het gemakkelijker om informatie te zoeken en te selecteren.
- Het brengt structuur in je verslag. Deelvragen worden later vaak de hoofdstukken.
- Volledigheid. Deelvragen verkleinen de kans dat je iets over het hoofd ziet.


Met de onderzoeksvraag/probleemstelling (de hoofdvraag) en de deelvragen maak je duidelijk wat je wel en wat je niet aan de orde stelt. Wanneer je goed hebt nagedacht over de hoofdvraag wordt je minder snel verleid zijpaden te gaan bewandelen. Daarnaast kun je uit beschikbare informatie beter selecteren wat bruikbaar is. Bovendien kun je op basis van een duidelijke onderzoeksvraag je conclusies beter formuleren.
Het is niet gemakkelijk een hoofvraag zo te formuleren dat je er ook redelijkerwijs antwoord op kunt krijgen. De ervaring leert dat de eerste onderzoeksvraag vaak veel te ruim  gesteld wordt. In het boek onderzoekend leren [1], verkrijgbaar in onze eigen bibliotheek, vind je een aantal suggesties om te komen tot een goed afgebakende hoofdvraag.

[1] Lanen, B. van & Donk, C. van der (2012). Onderzoekend leren. Een stappenplan voor het werken aan onderzoeksopdrachten. Nijmegen.

valkuilen

a.     Je onderzoeksvraag heeft onvoldoende diepgang.
b.    Je onderzoeksvraag is onuitvoerbaar.
c.    Je onderzoeksvraag is te specifiek (er zijn te weinig goede bronnen beschikbaar).

Heb je een goed afgebakende hoofdvraag, loop dan de verschillende punten uit onderstaande checklist nog eens door.

Checklist voor het controleren van een hoofdvraag:

o   De vraag is door mij te onderzoeken in de tijd en met de mogelijkheden die ik heb.

o   Het is zinvol een onderzoek uit te voeren om deze vraag te beantwoorden.
Wanneer je een antwoord op een vraag bijvoorbeeld snel ergens op kunt zoeken, heeft het weinig nut deze te gebruiken als een onderzoeksvraag.

o   De vraag interesseert me.

o   De vraag voldoet aan de eisen die de school stelt.

o   De vraag bevat geen foute vooronderstellingen.
Bij de vraag “Hoe komt het dat iedereen altijd baalt van een reclameblok op tv?” ga je er van uit dat iedereen baalt van een reclameblok. Dit hoeft niet altijd zo te zijn.

o   De vraag is geformuleerd als een vraagzin.

o   De vraag is in begrijpelijke taal geformuleerd.
Je kunt dit controleren door anderen de vraag te laten lezen en aan jou te laten uitleggen.

o   De vraag bestaat uit maar één vraag
De vraag “Hoe ontstaat aardgas en waarom wordt dit gas zoveel gebruikt?” bestaat in feite uit twee vragen. Het is beter er twee aparte vragen van te maken.


Wanneer je het onderwerp voor je profielwerkstuk bepaald hebt, kun je beginnen met het opstellen van je onderzoek. Dit houdt in dat je de hoofd- en deelvragen vastlegt. Doe dit bij voorkeur eerst zelf en overleg vervolgens met je begeleider. Het is mogelijk om eerst de deelvragen vast te stellen, en daarna pas de hoofdvraag. Op die manier zorg je ervoor dat alle deelvragen goed aansluiten bij de hoofdvraag.

Daarnaast bedenk je de hypothese, een veronderstelling die je gaat proberen te bewijzen met je onderzoek. Deze vooronderstelling baseer je op de informatie die je hebt verzameld, of op basis van eerdere waarnemingen. Met proefopstellingen, experimenten of andere vormen van onderzoek ga je deze hypothese toetsen.

Wanneer je het met je partner eens bent over de deelvragen en de hoofdvraag, kun je ze met de hypothese zonder verder onderzoek proberen te beantwoorden. Ga hiermee naar je begeleider om zijn of haar mening te vragen. Met zijn / haar aanwijzingen kun je vervolgens echt aan de slag.




Wanneer je iets gaat onderzoeken, formuleer je vooraf welke uitkomsten je verwacht. Dat is je hypothese. Een hypothese is een vooronderstelling, waarvan je niet zeker weet of die juist is. Je gaat met je onderzoek op zoek naar bewijs voor die voorlopige gedachte...

- Je begint dus met het formuleren van een hoofdvraag.

- vervolgens formuleer je hierbij een hypothese (vooronderstelling), waarmee je aangeeft welk antwoord je op die hoofdvraag verwacht.
- Daarna formuleer je een aantal deelvragen. 

Er zijn verschillende soorten onderzoeksvragen:

  • beschrijvende of beeldvormende - op basis van onderzoek beschrijf je een situatie of een persoon.
  • vergelijkende - je probeert overeenkomsten en/of verschillen boven tafel te krijgen.
  • verklarende - je zoekt antwoord op de vraag: 'Hoe komt het dat...'
  • waardebepalende of evaluatieve - je geeft een oordeel of een waarde over een onderwerp.
  • voorspellende - je onderzoekt hoe iets in de toekomst zal zijn.
  • probleemoplossende of regelgevende - je probeert op basis van onderzoek een probleem op te lossen
Al lezende, tijdens het maken van een ontwerp of het opstellen van een proefopstelling kun je tot de ontdekking komen dat je je onderzoeksvraag moet aanpassen. Dat moet je dan zeker doen!

Realiseer je dat je al vrij veel van een onderwerp moet weten om er een goede onderzoeksvraag over te kunnen formuleren. Het is dus zaak om je goed in te lezen.